Hoe groot is een koe en wat heeft dat met de optische illusie van Delboeuf te maken? Ogenschijnlijk niets, maar meer dan je wellicht vermoedt.
Daarom eerst het formaat van een koe.
Op de foto hierboven staart een koe je aan met een blik die het midden houdt tussen nieuwsgierigheid en wantrouwen. Deze koe is ongeveer 160 centimeter hoog. De lengte van een koe zal van kop tot kont zo’n beetje 2,5 meter bedragen. Het gaat mij echter niet om de koe op de voorgrond, maar haar zuster die rechts het beeld in komt wandelen. Wat zal de afstand zijn? Zullen we zeggen ongeveer twee koeienlengtes? Dus vijf à zes meter.
We zien dat de achterste koe iets kleiner is, maar onze hersenen besteden daar weinig aandacht aan. En terecht, want zo bijzonder is het niet. Totdat we de koe uitknippen en naast de voorste zetten. Nu zien we pas hoeveel verschil er is in grootte.
Grootteconstantheid
Waarom valt dat nooit op? Het antwoord: grootteconstantheid. Dit berust op het principe dat we de context waarin we iets zien meenemen in onze waarneming. We compenseren automatisch het verschil in grootte omdat we weten dat de ‘kleine’ koe verder weg staat. Was dat niet het geval, dan zouden we de voorste koe misschien als een ander, veel groter, soort beschouwen dan de achterste.
Wat nu ook opvalt is dat de uitgeknipte koe die nu direct naast de voorste staat, kleiner lijkt dan haar tweelingzuster rechtsachter. Toch zijn ze even groot. Meet maar na.
En daarmee kom ik op de optische illusie van Delboeuf.
Delboeuf
Deze illusie is ontdekt door de Belgische filosoof en expert in hypnose Franz Joseph Delboeuf. Zoals je ziet lijkt de zwarte cirkel links kleiner dan rechts. Toch zijn ze even groot. Context speelt dus een belangrijke rol bij onze inschatting van grootte. Zet een groot object naast (of om) een kleiner en naarmate het grote object groter is, zal het kleine er nog kleiner uitzien.
En is dat niet precies hetzelfde wat we waarnamen bij de koeien?
Ebbinghaus-illusie / Thitchener-illusie
Overigens lijkt de Delboeuf-illusie veel op de aanzienlijk bekendere Ebbinghaus-illusie, die men ook wel aanduidt als de Thitchener-illusie <(lees ook het eerdere artikel van Jerre Maas over deze illusie).