Wie op een Scrabblebord bovenstaande woordencombinatie legt, vraagt om een fikse discussie. En dat niet over de vraag of het volgens de spellingsregels hondekop of hondenkop moet zijn, maar of het woord überhaupt wel bestaat. Wie trouwens denkt er veel punten mee te scoren, komt bedrogen uit: er zitten weinig ‘exoten’ tussen de letters.
Laat er geen misverstand over bestaan: het woord bestaat écht niet.
Het beeld dan wel? Misschien. Maar dan moeten we de waarneming een beetje oprekken. In onderstaand plaatje zijn we geneigd de kop van een goedmoedig hondje te zien. De ogen, oren en neus zijn duidelijk aanwezig.
Maar kijk nu eens naar deze afbeeldingen:
Priming
Zodra we kennis hebben genomen van de eerste afbeelding, blijken we ineens, in wat voorheen een eendensnavel was, een hondenkop te kunnen zien. Sterker nog: deze interpretatie dringt zich zelfs een beetje op.
Een typisch geval van ‘priming‘.
We kunnen wel vrij eenvoudig terugschakelen naar de eendenkop en zien dan de snavel weer als snavel. Althans, als onderdeel van de eend.
We kunnen niet beide tegelijk zien, dus zeg maar de eendensnavelhondenkopvariant. Ons brein eist duidelijkheid. Om in computertermen te spreken: het kan alleen een 1 of een 0 zijn.
We herkennen dit van andere zogeheten ambigue figuren:
Interpretatie
In al deze voorbeelden kunnen we de afbeelding op twee verschillende manieren bekijken. Ook kunnen we van de ene interpretatie naar de andere overschakelen. Dat ervaren we zelfs letterlijk. Er bestaat geen geleidelijke overgang; geen overvloeien van de ene situatie in de andere. Het is ‘klik’ en klaar.
Deze ambiguïteit of meerduidigheid vinden we soms ook terug in de beeldende kunst. Picasso maakte bijvoorbeeld in 1951 een prachtig beeld van een bavianenmoeder met jong. In het originele beeld (de afbeelding toont een bronzen afgietsel) bestaat het gezicht uit twee speelgoedauto’s – één rechtop, de ander ondersteboven – die hij had ‘geleend’ van zijn zoontje (het is vast niet altijd leuk een creatieve vader te hebben – zelfs je speelgoed is niet veilig). De staart bestaat uit de bladveer van een auto, terwijl de oren zijn gemaakt van de oren van koffiekopjes en het lijf bestaat uit een grote schenkkan met twee handvatten die de schouders vormen. We geven ons gewillig over aan de interpretatie ‘baviaan met jong’. Er is hier nauwelijks nog sprake van het kiezen voor een interpretatie: we zien de twee auto’s eerder als hoofd dan als de originele objecten waaruit het is samengesteld. Dat komt omdat we het beeld in z’n totaliteit waarnemen en ervaren. Daardoor laat het ons brein nauwelijks ruimte voor een andere interpretatie. Het is – om in Gestalttermen te spreken – ‘meer dan de som der delen‘.

Wat deze voorbeelden illustreren, is vooral de flexibiliteit van onze waarneming. Hierdoor zien we soms ook figuren in wolken, de toekomst in koffiedrab en spookachtige verschijningen op slecht verlichte en enge plekken.