Psychologie is de wetenschap van het vanzelfsprekend alledaagse. Dit is geen citaat, maar een eigen stelling (en in die hoedanigheid voor discussie vatbaar). Psychologisch onderzoek leidt namelijk zelden tot wereldschokkende uitkomsten. In de psychologie vinden we niets dat vergelijkbaar is met de relativiteits- of de unificatietheorie (de theorie die alles verklaart) uit de natuurkunde, of de evolutietheorie uit de biologie. We verklaren de kosmos niet, noch het ontstaan van het leven.
Oneerbiedig gezegd: we spelen een beetje in de zandbak van de wetenschap en doen zo nu en dan een leuke vondst die we vol trots tonen aan de wereld in gecertificeerde verslagen die tot op de puntkomma opgesteld zijn volgens de alom heilig verklaarde APA-normen
.
Ik hou wel van dat grote gebaar uit de natuurwetenschappen, hoewel ik moet erkennen niet veel van quantummechanica te snappen en de schaal van de kosmos gaat mij op onverklaarbaar astronomische wijze boven de pet.
Misschien dat ik het juist daarom zo prettig vind een beetje te spelen in de zandbak.
Dalen en stijgen
Neem het volgende:
Een alledaags verkeersbord dat de weggebruiker laat weten dat er een afdaling van 10% aankomt. Ho, wacht even! Hoe weet ik nu dat het om een afdaling gaat? Waarom zou dit geen klim kunnen zijn? Op basis van welke gegevens heeft de verkeersbordenontwerper dit bedacht?
En omgekeerd:

Waarom zie ik hier wel een klim? Waarom ervaar ik de afbeelding van de 10% als moeizaam omhoog klauterend en heb ik het gevoel dat zij ieder moment (als in de mythe van Sisyphus) naar beneden kunnen denderen?
Bestaat er zoiets als zwaartekracht in afbeeldingen?
Kort en goed: het antwoord luidt ja!
Blijkbaar interpreteren we een afbeelding waarin een sterke nadruk ligt van linksboven naar rechtsonder als ‘dalen’, terwijl we het omgekeerde, van linksonder naar rechtsboven juist als ‘stijgen’ ervaren. En dit loopt (toevallig?) parallel aan onze manier van schrijven en lezen.
Ik weet niet of er onderzoek is gedaan naar dit verschijnsel in landen waar men andersom leest en schrijft. Mijn veronderstelling is dat de interpretatie daar precies andersom is.
Vertalen we deze stelling naar ‘echte’ afbeeldingen dan krijgen we het volgende:
We ervaren hier een (ik zou haast willen zeggen) vanzelfsprekende beweging van links naar rechts en dus van ‘stijgen’.
Omgekeerd:
Enfin, de boodschap lijkt me duidelijk. Wie een sterke drang voelt dat de beweging van rechts naar links en dus naar ‘boven’ gaat, mag het mij laten weten.
Kunst
Rudolf Arnheim (Art and visual perception – A psychology of the creative eye; 1954/1974) geeft een verklaring hoe we afbeeldingen bekijken: ‘Since a picture is “read” from left to right, pictorial movement toward the right is percieved as being easier, requiring less effort‘.
De kunsthistoricus Cor Blok geeft in zijn boek ‘Beeldvertalen – de werking en interpretatie van visuele beelden’ (Amsterdam, 2003) een soortgelijke interpretatie. Omdat wij lezen van links naar rechts kan een omgekeerde beweging ’tegen de stroom in lijken’.
Dit vraagt natuurlijk om een voorbeeld.
Ter illustratie daarom een schilderij van de Nederlandse schilder George Hendrik Breitner, bekend geworden als vertegenwoordiger van de Amsterdamse School, de Hollandse impressionisten die hun inspiratie vonden in het stadsleven.
De Amsterdamse Lauriergracht in winter (1893)
Olieverf op doek (100 x 200 cm)
Dordrechts Museum, Dordrecht
De drie meisjes links maken juist de indruk tamelijk onbekommerd door te lopen, alsof ze aan komen fladderen.
Maar wat gebeurt er als we het schilderij spiegelbeeldig bekijken?
Verbeeld ik het me of lijkt het nu alsof de paarden en hun begeleiders er ineens flink de vaart in hebben? Alsof ze met soepele tred (een stevige wind in de rug) door de sneeuw wandelen? Waar de begeleider van het bruine paard op de bovenste afbeelding lijkt het paard vooruit te trekken, maakt hij de indruk op het spiegelbeeldige beeld het paard zelfs in toom te moeten houden. En lijkt het nu niet alsof de drie meisjes tegengehouden worden door een onbekende kracht?
Na een hevig discussie in huis heb ik het dus mis. Ik zie een daling blijkbaar aan als een stijging en omgekeerd.
Natuurlijk zie ik het bij de klim wel maar vind het dus niet logisch