We zeggen het niet hardop, maar stiekem vinden we het vrijwel allemaal: we zijn vriendelijker, eerlijker en vrijgeviger dan de mensen om ons heen. We kunnen beter autorijden, we leven gezonder en we werken harder. Mensen plaatsen zichzelf op een voetstuk: ik ben uniek. Ik ben beter dan gemiddeld. Waar komt die neiging vandaan om onszelf op te waarderen ten opzichte van anderen? Waarom en wanneer passen we deze strategie toe? Het is tijd om het ‘better-than-average’ effect in de sociale vergelijking te onthullen dat zich schuilhoudt onder het masker van de valse bescheidenheid.
Sociale vergelijking
Laten we beginnen met het verschijnsel waar het ‘better-than-average’ effect uit voortkomt: sociale vergelijking. Soms bewust, soms onbewust, maar de drang tot het vergelijken met anderen zit in ieder van ons. Hoe aantrekkelijk ben ik? Hoe assertief? Hoe goed kan ik schilderen, voetballen, gitaar spelen, koken? Al deze eigenschappen en vaardigheden zijn relatief. We hebben een maatstaf nodig, een standaard waaraan we onszelf kunnen meten. De vraag die iedere keer opduikt is immers: ‘In vergelijking met wie?’
Er zijn een aantal redenen waarom mensen zichzelf vergelijken met anderen. Ten eerste omdat we een bepaalde drive hebben om onze meningen en vaardigheden zo nauwkeurig mogelijk te evalueren. We geven bij deze evaluatie de voorkeur aan de vergelijking van onszelf met anderen die gelijke vaardigheden hebben. Daarnaast kunnen we sociale vergelijking toepassen om ons goed te voelen over onszelf of om ons zelfvertrouwen op te krikken. Dit realiseren we door de vergelijking te maken met iemand die slechter is in een bepaalde eigenschap of vaardigheid, de zogenaamde downward comparison. Tot slot gebruiken we sociale vergelijking om onszelf te kunnen verbeteren. In het laatste geval vergelijken we met iemand die beter is: upward comparison.
‘Better-than-average’ effect
Met deze informatie kunnen we verklaren waar het ‘better-than-average’ effect vandaan komt. Het ‘better-than-average’ effect is een veelgebruikte strategie in de sociale vergelijking die men toepast om zich goed te kunnen voelen over zichzelf. Dat we het vrijwel allemaal toepassen is een feit. Hoe vaak we het toepassen en wanneer hangt echter af van een aantal zaken.
Ten eerste spelen persoonlijke kenmerken een rol. Zo heeft de mate van egocentrisme binnen een individu invloed op de frequentie waarmee de strategie wordt gebruikt. Simpel gezegd treedt bij een egoïst het ‘better-than-average’ effect sneller, heviger en vaker op. Ook krijgt het effect eerder de overhand op momenten dat je zelf-focus hoog is en je door tijdsdruk, vermoeidheid of andere omstandigheden niet in staat bent tot het innemen van de perspectieven van anderen.
De situatie is vanzelfsprekend ook van belang. Stel, je krijgt als werknemer in een bedrijf een vaardigheidstest voorgelegd. Bij het evalueren blijkt je prestatie bij de 27% laagste scores te behoren. Nu komt het ‘better-than-average’ effect om de hoek kijken: het effect is sterker in een situatie waarin iets of iemand een bedreiging vormt voor je zelfwaarde. In dit geval dient het als een verdedigingsmechanisme: je hebt de neiging jezelf op andere kenmerken op te waarderen in een poging je zelfwaarde te herstellen. Wat doe je vervolgens dus als werknemer? Jezelf oppeppen met gedachten als ‘ik werk wel harder / preciezer / sneller dan de gemiddelde werknemer in dit bedrijf’. Het ‘better-than-average’effect heeft haar weg weer gevonden naar onze gedachtegang.
Verder is het zo dat de neiging om onszelf op te waarderen meer wordt getriggerd wanneer het gaat om eigenschappen of vaardigheden die subjectief zijn en ambigu (zoals vriendelijkheid) ten opzichte van objectieve eigenschappen of vaardigheden die op bepaalde manieren te meten zijn. Het is immers moeilijk vol te houden dat je intelligenter bent dan de gemiddelde Nederlander, wanneer je op IQ testen lager blijft scoren dan een puntentotaal van 100.
Ter afsluiting een leuk feitje om over na te denken. Naast het ‘better-than-average’ effect bestaat er ook zoiets als het ‘worse-than-average’ effect. Een voorbeeld: De meeste mensen achten de kans dat ze binnen een week een briefje van 20 euro op straat vinden kleiner dan de kans dat anderen dit overkomt.
Hoe zou je dit effect kunnen verklaren?