We denken dat we rationele wezens zijn. Dat we de wereld om ons heen objectief waarnemen. We twijfelen er niet aan dat wat we zien niets anders is dan werkelijkheid; de enige echte en onvervalste werkelijkheid, edelachtbare.
Neem het volgende: het is lekker weer, we gaan een stukje wandelen. We lopen over een pad langs een watertje. We trappen tegen een steentje. Dat steentje schiet door de lucht, beschrijft een sierlijke boog en belandt – plons! – in het water. Het vervolg is duidelijk en voorspelbaar: water spat op en er ontstaan cirkels aan het oppervlak met in het midden het punt waar het steentje in het water verdween.
Niets aan de hand: een typisch geval waarin A de aanleiding is van B en C weer een gevolg van de gecombineerde actie van A + B.
Phi
Ik maak nu even een omtrekkende beweging, maar kom zo terug op het wandelpad en het steentje dat ik zojuist heb weggeschopt: het phi fenomeen stamt uit de Gestaltpsychologie en dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Het staat ook bekend als het verschijnsel van de ‘apparente beweging’. Apparent betekent zoiets als ‘naar het schijnt’, of ‘ogenschijnlijk’. Het is een optische illusie gebaseerd op ons vermogen beweging waar te nemen door een opeenvolging van stilstaande beelden.
Het klassieke experiment van de ontdekker (Max Wertheimer) bestond uit een toeschouwer die naar een scherm kijkt waarop twee afbeeldingen na elkaar werden geprojecteerd. Bij de eerste experimenten ging het om een lijnstuk dat eerst verticaal links en vervolgens in een hoek van 30° rechts op het scherm verscheen. Een toeschouwer zal bij bepaalde intervallen tussen de projectie van de afbeeldingen de indruk krijgen dat het lijnstuk heen en weer beweegt. Daarmee vult deze als het ware de lege ruimte tussen de beide projecties op met een niet bestaand beeld: de apparente, schijnbare beweging. Het verschijnsel is een voorbeeld van een bekende stelling uit de Gestaltpsychologie, dat het geheel meer is dan de som der afzonderlijke delen. Immers, de delen bestaan uit de geprojecteerde lijnstukken, terwijl het geheel bestaat uit die lijnstukken + de beweging.
Wie een demonstratie wil zien kan onder andere terecht op de site van mcgrawhill (http://highered.mcgraw-hill.com/sites/0070579431/student_view0/chapter8/phi_phenomenon_activity.html). Maar daar houdt de wonderbaarlijke wereld van phi niet op: even Googlen en je vindt een overvloed aan interactiviteit.
Color phi
Om de één of andere reden liet men demonstraties met phi altijd in één kleur zien. Totdat in 1976 de filosoof Nelson Goodman zich de vraag stelde of het phi fenomeen ook intact bleef als het ging om twee vlekken van verschillende kleur? De psychologen Paul Kolers en Michael von Grünau pakten deze vraag op en kwamen met verrassende resultaten.
In grove lijnen ziet het experiment er als volgt uit: er zijn twee vlekken, een blauwe links en een rode rechts. Deze worden ieder gedurende 150 msec belicht met een interval van 50 msec. De toeschouwer ziet dus eerst de blauwe vlek oplichten, dan even niets en vervolgens de rode.
Niets bijzonders, zo op het eerste gezicht, maar wat de toeschouwer beschreef was iets anders. Hij of zij zag inderdaad eerst de blauwe vlek. So far so good. Vervolgens ging deze bewegen en halverwege over in een rode vlek. Van belang is het woordje ‘halverwege’. Hoe kon de proefpersoon nu weten dat de blauwe vlek over zou gaan in een rode, terwijl de rode nog niet was belicht?
‘Voorkennis of gewoontevorming‘, kun je denken. Inderdaad is dat mogelijk bij een herhaling van het experiment. Maar het opmerkelijke was dat het vanaf de eerste keer gebeurde. Ook als men de tweede kleur onverwacht veranderde van rood in bijvoorbeeld groen, zagen de toeschouwers een overgang van de ene in de nieuwe kleur.
Voorkennis en gewoontevorming kunnen we dus uitsluiten.
Quantum psychologie?
We keren terug naar het wandelpad en het steentje dat op het punt staat in het water te verdwijnen. Maar nu verschijnen de cirkels aan het oppervlak vóórdat het steentje kopje onder gaat. Dat is raar en onwaarschijnlijk, maar wel wat er gebeurde bij het beschreven experiment. De waarneming liep vooruit op de gebeurtenis.
Hoe krijgt de geest, het bewustzijn, of hoe je het ook wilt noemen deze truc voor elkaar?
De filosoof Daniel C. Dennet geeft de volgende verklaring: ‘Visuele prikkels veroorzaken ketens van gebeurtenissen in de cortex die geleidelijk leiden tot steeds nauwkeuriger onderscheidingen (…) delen van de hersenen worden in toestanden gebracht die verschillende kenmerken onderscheiden, zoals eerst het begin van de prikkel, dan de plaats, later de kleur (op een ander plaats), nog later (schijnbare) beweging en tenslotte de herkenning van voorwerpen. Deze gelokaliseerde onderscheid makende toestanden brengen effecten over naar andere plaatsen en leveren daarmee een bijdrage aan latere onderscheidingen enzovoort’ (Daniel C. Dennet – Het bewustzijn verklaard / 1991).
Dennet stelt zich vervolgens de vraag waar al deze informatie dan samenkomt en concludeert: nergens. Sommige elementen verdwijnen ‘gewoon’ en ander dringen zich op de voorgrond. Er is eigenlijk sprake van geschiedvervalsing. Er is een veronderstelde waarneming dat blauw overgaat in rood (of groen), maar deze waarneming vindt plaats nadat de toeschouwer de rode (of groene) vlek waarneemt. Dit is wat Dennet noemt de ‘subjectieve of narratieve volgorde‘.
Maar waarom doet ons bewustzijn dat?
Het brein in de regisseurstoel
Het is bekend dat de verwerking van geluid sneller gaat dan die van visuele informatie. De input die we via onze ogen binnenkrijgen, loopt over veel meer schijven in de visuele cortex dan die van het geluid in de auditieve cortex. Om beide toch tot een logisch geheel samen te smeden, zet ons brein het geluid even in de wacht en laat deze pas weer op het toneel verschijnen, zodra de beelden ontwikkeld en klaar voor gebruik zijn. Daardoor zien wij schaatsers of atleten pas wegsprinten op het moment dat het startschot klinkt en horen we niet eerst het schot, dan niets en zien we ze starten.
Naast het ‘objectieve’ beeld uit de vermeende werkelijkheid bestaat er vooral zoiets als de interpretatie die ons brein daarvan maakt. Ze gaan dan in de regisseurstoel zitten en geven het verhaal gewoon een eigen volgorde. Dat interpreteren wij dan weer als een objectieve waarneming, terwijl we ons niet bewust zijn van de scènes die gedurende het verwerkingsproces zijn opgehouden, aangepast, weggeknipt en, zonder ook maar een spoor achter te laten, in de prullenbak gegooid.
©Willem Visser (2013)
http://www.txtpro.nl/
mooi ben onwerper van energetische architectuur zie dick ouwerkerk