Seks. Of je het nou doet of niet, we hebben er allemaal ideeën over. Eén daarvan is misschien wel een van de meest hardnekkige mythen van onze tijd, namelijk het idee dat seks simpel, biologisch en universeel uniform is. Ook al lijkt seks tegenwoordig overal te liggen in al zijn vormen en variaties, er is heel veel dat we er nog niet over weten. Terwijl seks toch een van de meest intieme vormen van menselijke interactie is. Reden genoeg dus om daar wat (wetenschappelijke) aandacht aan te besteden. Want hoe werkt seks nou eigenlijk?

Het menselijke seksuele respons

Een antwoord op deze vraag kwam in de jaren ’60 van Masters & Johnson; een antwoord gebaseerd op een observatie van ongeveer 10.000 cycli van seksuele respons (van singles en koppels die in hun laboratorium seks hebben gehad). Hun model, dat nog steeds een prominente rol speelt binnen de seksuologie, beschrijft het menselijke seksuele respons in vier fasen: opwinding, plateau, orgasme en herstel. Aan dit model heeft Kaplan later de fase van verlangen toegevoegd als eerste fase, dus voorafgaand aan opwinding. Kort gezegd: je hebt zin in seks, je onderneemt actie, je wordt opgewonden, de opwinding stijgt met een orgasme als hoogtepunt en dan kom je moe maar voldaan weer rustig bij. Simpel, toch? Uit zowel het onderzoek van Masters & Johnson als uit het dagelijks leven van ons allemaal blijkt het (helaas of gelukkig) toch niet zo simpel te zijn. De fasen van Masters & Johnson beschrijven namelijk een fysiologisch proces dat door allerlei psychologische factoren wordt beïnvloed. Die psychologische factoren zorgen (zoals vaker) voor opschudding.

Ons seksorgaan tussen de orenAfbeelding 1 artikel seks

Stimuli spelen een belangrijke rol in onze seksuele respons. Seksuele stimuli kunnen zintuiglijke prikkels zijn, zoals een verleidende partner die je lichaam aanraakt, maar kunnen ook cognitief ontstaan, zoals in het geval van een fantasie of herinnering. Maar of een prikkel nou in je brein ontstaan of in de rest van je lichaam, hij wordt altijd door je hersenen geëvalueerd. Onze cognities, normen, verwachtingen en ons geheugen beoordelen de prikkel en bepalen of die gaat leiden tot een volgende stap in het seksuele respons (Bancroft, 1989). We weten inmiddels bijvoorbeeld dat zin in seks onder andere afhankelijk is van onze verwachtingen over hoe plezierig de seksuele activiteit gaat zijn (Both, Everaerd & Laan, 2007). Hebben we positieve herinneringen aan een eerdere ervaring, dan zullen we eerder geneigd zijn om op een stimulus positief te reageren, in de hoop een even mooie ervaring te beleven. Zijn eerdere ervaringen negatief geweest, dan zal je brein de opwinding laten zakken. En krijg je een fantasie over een collega tijdens een vergadering op het werk, dan zal je brein je waarschijnlijk redden door te oordelen dat een full blown seksuele reactie in deze situatie niet gepast is.

De kip of het ei?

Behalve het verloop van de seksuele respons, blijkt ook de volgorde van de verschillende fases niet altijd vast te liggen. Vooral de fases van verlangen en opwinding worden vaak ‘omgedraaid’ in ons dagelijkse seksuele verkeer. Mensen beginnen een vrijpartij vaak om andere redenen dan verlangen. Meston & Buss hebben tevens gevonden dat er maar liefst 237 verschillende redenen zijn om seks te hebben. Je kan dus beginnen met vrijen om bijvoorbeeld ontspanning te zoeken, om dichter bij je partner te komen of om het goed te maken na een ruzie. De stimuli tijdens deze vrijpartij kunnen vervolgens tot opwinding leiden en verlangen om door te gaan met de fijne bezigheid waar je aan begonnen bent. Veel onderzoekers stellen zelfs dat verlangen (vooral bij vrouwen) nooit ‘spontaan’ ontstaat maar altijd een reactie is op een positieve prikkel. Dat betekent dat zin in seks niet uit de lucht komt vallen, maar betekenisvolle, positieve stimuli nodig heeft om te ontstaan. Tijd dus om onze verwachtingen aan te passen en aan het werk te gaan als we onszelf of onze partner ‘in the mood’ willen brengen!

Afbeelding 2 artikel seks

Ik, Jij, Wij

Hoe meer we komen te weten over seksualiteit, hoe complexer (en interessanter) de menselijke seksuele ervaring blijkt te zijn. Ook al is het model van Masters & Johnson al veelvuldig aangepast en aangevuld in de laatste 40 jaar, er is een inzicht dat nog steeds bestaat. Namelijk het onderscheid dat het model maakt tussen ‘solofases‘ en ‘interactiefases’ in de seksuele respons. Tijdens ‘solofases’ gaat de aandacht vooral naar de eigen ervaring en behoeftes. Tijdens een ‘interactiefase’ ligt de nadruk op de gezamenlijke ervaring. Wanneer solofases en interactiefases precies plaatsvinden is niet eens het belangrijkste. De waarde (en misschien zelfs noodzaak) van een evenwicht tussen Ik en Wij is misschien wel de grootste wijsheid van dit model. Een evenwicht tussen verbondenheid en autonomie, tussen plezier geven en de eigen seksuele behoeftes de ruimte gunnen, blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn voor seks. En al helemaal voor leuke seks.

 

Geschreven door Sofia Prekatsounaki

Sofia heeft Arbeids- en Organisatiepsychologie gestudeerd. Na een carrière in Human Resources volgt ze momenteel een Master in Seksuologie. Ze heeft een fascinatie voor de psychologische maar ook fysiologische aspecten van seksualiteit en schrijft graag over de merkwaardige relatie tussen seks en wetenschap.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *