In het boek ‘Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest’ , lijmt schrijver Joachim Meyerhoff stukjes fictie vast aan autobiografische elementen. Want zo luidt zijn motto: verzinnen is herinneren. Hij leidt de lezer rond door de psychiatrische instelling waarin hij opgroeide. Daar zat hij niet voor therapie, maar omdat zijn vader daar nu eenmaal als directeur werkte. Tijdens een bezoek aan de Amsterdamse Linnaeus boekhandel vertelt Meyerhoff over zijn liefdevolle band met mensen die door de buitenwereld als krankzinnig worden gezien.
Met een glas in de hand en muren vol literatuur in de rug kijkt een enthousiaste groep mensen naar de gebaren van een tot voor kort nog wat onbekende Duitse schrijver. Deze schrijver en toneelspeler beeldt enkele van zijn dierbaarste jeugdherinneringen uit. Een voorbeeld hiervan is een psychiatrische patiënt die altijd in één hijs een sigaret op rookte of de persoon die hem een half uur lang in een soort knuffelhoudgreep hield.
Zijn manier van uitbeelden en vertellen prikkelt de geest van de luisteraars en al snel vult het geluid van schaterlachende mensen de Amsterdamse Linnaeus boekhandel. Het is de plek waar hij geïnterviewd wordt door journaliste Judith Uyterlinde. Zij had eveneens een vader die directeur was van een psychiatrische inrichting en Uyterlinde geeft de perfecte voorzetjes om Meyerhoff op dreef te laten raken. Soms heeft het veel weg van een comedy-act, al is daar ook de nuance van Meyerhoff. ‘Fascinatie’ is het, want wat hij vertelt en in zijn boek beschrijft is zeker geen leedvermaak. Voor de jonge Meyerhoff zijn mensen met psychische problemen zelfs een veilige en vertrouwde omgeving.
Dwarsdoorsnedes van katten
Stel je maar eens een huis in het noorden van Duitsland voor dat omringd is door gebouwen vol schreeuwende psychiatrische patiënten. De middelste woning is het eigendom van de directeur en zijn gezin. We spreken over de jaren zeventig en tachtig, een tijd dat deze instellingen overvol zaten. Nu wonen de patiënten zo veel mogelijk thuis. ‘Veel beter’, realiseert Meyerhoff zich ook. Maar het maakt zijn jongensjaren wel extra uniek, omringd worden door patiënten.
De jongste van de drie zoons die de directeur en zijn vrouw hebben gekregen is Joachim. Eventjes had hij, vele jaren later, nog overwogen om de plattegrond van de psychiatrische inrichting in zijn boek te plaatsen, maar toen herinnerde hij zich iets veel originelers. Een patiënt die obsessief dwarsdoorsnedes tekende van katten waar kleine mensen door heen lopen. Sommige blijven steken in de ingewanden van de kat, de meeste mensen komen er in allerlei kleuren weer uit.
Fictie als lijm
Knettergek… of is de kat wellicht een mooie metafoor voor de samenleving waarin lang niet ieder individu succesvol is? Dat antwoord mag de lezer zelf verzinnen. Al die originele tekeningen zijn overigens verloren gegaan, maar Meyerhoff wist ze zich nog wel te herinneren. De prent die je voorin in het boek ziet staan, is volgens hem een perfecte weergave van de werkelijkheid.
Hiermee komen we bij de kern van zijn boek, dat ook weer centraal staat tijdens het gesprek in de boekwinkel. Want alles gaat om het herinneren. En één van die manieren daarvoor is verzinnen. Oftewel fictie. “Als ik alleen feitelijke herinneringen opschrijf wordt het heel fragmentarisch. Fictie is de lijm om de losse flarden aan elkaar te smeden”, legt Meyerhoff uit.
Hoewel Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest grotendeels licht en komisch van karakter is, gebeuren er ook heftige dingen. Hoewel veel schrijvers (Knausgård bijv.) door middel van het schrijven van boeken proberen af te rekenen met jeugdtrauma’s, is Meyerhoff meer van de hommage.
Breakdown
Het boek is een ode aan zijn vader. Toch schuwt Meyerhoff de heftige, confronterende passages niet. Zijn moeder die een nervous breakdown heeft, of de eeuwige onhandigheid van zijn vader die verder vooral uitblinkt in de theorie. Meyerhoff beschrijft het allemaal tot in detail. Fantasie, fictie en realiteit gaan in een blender. Zo leert hij de lezer dat het gezin in het midden van de inrichting niet veel vreemder is dan de bewoners in de gebouwen eromheen.
Daarnaast volgt er het heftige moment dat hij terugkeert naar die bijzondere plek voor een opgroeiend kind. Alles is veranderd. In zijn oude jongenskamer zit een catatonisch jongetje door het raam te staren. Hij kijkt dwars door Joachim heen. Wat Meyerhoff nog wel regelmatig kan doen is door zijn woonplaats Wenen rondwandelen en daar bij de inrichting kijken. De stemmen en schreeuwen die veel mensen misschien angst aanjagen, stemmen deze Duitser juist rustig. Het is voor hem als het geruis van een snelweg, geluiden die er voor zorgen dat de wereld niet opeens angstaanjagend stil is.
Wat een interessant boek, deze wil ik graag een keer lezen.