Er is inmiddels al veel gezegd over de moralistische ‘Dikke ik-speech’ van minister-president Mark Rutte. Toch wil ik in dit artikel wat meer ingaan op een andere, meer praktische kant van het verhaal. Immers, is het ‘Dikke ik-syndroom’ haast niet noodzakelijk om mee te komen binnen de maatschappij? En.. komt er een einde aan onze zoektocht naar het willen van steeds meer of zetten we onszelf daarmee op een dood spoor?
De Dikke-ik-speech
Een uitgebreide recensie van de speech is hier te vinden, maar waar het op neer komt is dat de premier vooral een ideale samenleving schetst zoals hij die graag voor zich ziet. Dat is er een waarin de waarden ‘van hardwerkend Nederland’ meer centraal zouden moeten staan, iets wat natuurlijk goed bij diens VVD-visie past. Het zijn waarden waarin iemand niet zomaar iets krijgt, maar dat door hard werken zelf moet verdienen. Of zoals premier Mark Rutte dit zelf omschrijft: “Niemand is een beetje meer gelijk dan de rest en je krijgt het niet, maar je moet het verdienen en als het tegenzit, roei je gewoon een beetje harder. Dat zijn de waarden van hardwerkend Nederland”.
Samenleving meer verantwoordelijk
Dergelijke waarden zouden in contrast staan met de huidige tendens in de samenleving, waarin mensen te vaak denken dat ze zomaar alles kunnen maken en zomaar recht hebben op allerlei voorzieningen. Hierbij valt de premier niet alleen over het gedrag van individuen (zoals mensen die geen respect hebben voor leraren, politie of ambulancepersoneel), maar ook over allerlei bedrijven, instellingen en organisaties die gebruikmaken van overheidsgeld. Kortom, mensen moeten zelf meer verantwoordelijk worden voor hun leven, zichzelf wat minder hufterig of egoïstisch opstellen en niet te snel achterover leunen als het even tegenzit. Bijvoorbeeld bij het verliezen van een baan of wanneer ze wat extra zorg kunnen gebruiken. Niet meteen op zoek naar het potje van de overheid, maar eerder op kruistocht binnen diens eigen mogelijkheden en kringen. Owja, men moet ook meer denken aan anderen.
Oeps.. Foutje!
Het klinkt allemaal mooi natuurlijk, maar ergens binnen zijn moralistische ‘dikke ik-speech’ ging de heer Rutte toch echt een aantal keer de fout in. Om maar een paar punten te noemen predikt de VVD-leider bijvoorbeeld dat hij niet is te spreken over mensen die meteen bij de UWV op de stoep staan na het verliezen van hun baan. Echter, zelf heb ik aan harde lijve moeten ondervinden dat je dit juist wél moet doen. Dat is namelijk verplicht. Volgens de wet moet je namelijk zo snel mogelijk aangeven dat je werkloos bent anders krijg je een boete en kun je gekort worden op je (toekomstige) uitkering. Ik was na mijn afstuderen en het hebben doorlopen van een werkervaringsplaats namelijk officieel ‘werkloos’ geworden, maar probeerde eerst op eigen kracht een betaalde baan te vinden. Wat denk je? Wordt dit gewaardeerd of gestimuleerd door de overheid? NEE! Want ik kreeg dus een boete. Kortom, niet alles binnen de ‘dikke ik-speech’ makes sense. Hoe mooi het ook klinkt.
Met fatsoen op naar je pensioen
Een ander voorbeeldje is het feit dat hij niet goed snapt dat mensen klagen dat ze nog tien jaar moeten werken. “Maak iets van je baan.” Hoewel ik het hier in principe echter wel mee eens ben gebeurt het omgekeerde nog vaker. Hoe vaak word je als (bijna) pensioengerechtigde werknemer namelijk niet gewoon ontslagen, ook heb je het nog naar je zin? Kortom, als je dus nog met veel plezier naar je werk gaat en wilt doorwerken na je pensioen? Helaas gebeurt dit vrij vaak. Sterker nog, het is zelfs regelmatig opgenomen binnen de arbeidsovereenkomst of cao. Lees de kleine lettertjes van het contract of de cao dus goed door als je bijna met pensioen gaat!
Moraal van het verhaal
Niet alles aan de ‘dikke ik-speech’ is slecht. De kern van de boodschap is immers dat we wat meer aan anderen moeten denken en wat minder aan onszelf. Bovendien moeten we meer uitgaan van onze eigen krachten, dus wat we nog wel kunnen in plaats van niet meer kunnen. Daar is niets mis mee. Maar is dat wel zo gemakkelijk? Worden we haast niet gedwongen om te veranderen in hufterige en egoistische mensbaksels? Ik vrees het wel.
Geld als olie voor de maatschappij
Zet het nieuws aan en het gaat over drie dingen. Allerlei zaken omtrent geld (zoals de Grexit), oorlog en het vluchtelingenprobleem (eigenlijk nog een keer geld en oorlog, plus een teken dat de Europese landen zichzelf stiekem ook egoïstisch en hufterig opstellen). Maar waar komt dat hufterige en egoïstische moraal dan vandaan? Vroeger kwam het antwoord nog gewoon op teevee, de maatschappij dat ben jij. Geld speelt door alle marktwerking en privatisering zo’n centrale rol in onze maatschappij dat we haast wel richting egoïstisch en hufterig gedrag worden gedirigeerd. En hier zijn we als homo economicus nog erg goed in ook. Of zoals filosoof Harry Kunneman (die de term Dikke Ik overigens al introduceerde in 2005) zegt:
“Het Dikke Ik heeft voor mij drie kenmerken: steeds dikker worden, jezelf dik maken en een dikke huid hebben. Steeds dikker worden verwijst naar consumptieve mateloosheid: het is nooit genoeg.
Zonder vooruitzicht van meer is het leven kaal. En dan heb ik het niet alleen over spullen, maar over alle consumptieve mogelijkheden die de vrijemarkteconomie genereert. Daar hoort ook vrije tijd bij, massage, vakantie.
Om te kunnen consumeren moet je presteren in concurrentie met anderen, excelleren, anderen de loef afsteken, jezelf dikker maken. Daar hoort in moreel opzicht een dikke huid bij: de ellende van anderen is hún probleem. Het Dikke Ik heeft een morele tunnelvisie waarin alleen het eigen, individuele geluk telt. Nederland is een vrij land, iedereen heeft kansen om vooruit te komen. Als je dat niet lukt, dan is dat je eigen schuld.”
Worden we wel gelukkig van het Dikke Ik?
Het belangrijkste van dit alles, wie de term Dikke Ik ook hanteert (of dat nu Harry Kunneman, Diederik Samson (PvdA) of Mark Rutte (VVD) is, worden we er ook gelukkiger van? Hierop zeg ik keihard NEE. We streven dus naar het hebben van continu meer en denken dat we daar gelukkiger van worden. Tal van onderzoeken laten echter zien dat het uiteindelijk toch meer komt van goede familiebanden, vriendschappen en relaties. Zo kunnen mensen die relatief weinig bezitten toch gelukkiger zijn dan mensen die zwemmen in het geld.
Om maar meteen filosofisch te blijven citeer ik meteen filosoof Coen Simon: “De tragiek van de moderne mens is dat hij volledige zeggenschap wil hebben over de bevrediging van zijn eigen verlangens, maar hij vergeet dat hij deze autonomie alleen kan verkrijgen door zich afhankelijk te maken van de ander. Het moderne individu is noodgedwongen een sociaal wezen. In het nastreven van zijn diepste verlangens is hij aangewezen op de gratie van anderen. En dan moet je bereid zijn om je eigen verlangens gedeeltelijk op te geven. Of je dat nu wil of niet.”
Kortom, volgens Coen Simon wil de moderne mens te veel, althans dat stelt hij in zijn boek ‘Wachten op geluk, een filosofie van het verlangen’. Waarbij het verlangen zelf uiteindelijk zwaarder weegt dan het bevredigen van deze verlangens. Dit omdat we telkens meer willen. Maar is het ooit genoeg? Nee dus. Ons streven naar geluk leidt ons dan ook naar een pad zonder eind, ook al wachten we daar heel ons leven op.
Bron thumbnail: volkskrant.nl