Zoals iedereen wel weet verspreiden de media in deze dagen enorm veel angst over de terroristische dreiging die (mogelijk) speelt in ons land. Zo zijn veel mensen op hun hoede en vermijden ze drukke, openbare plekken en evenementen. Je kan er niet meer omheen en hoe je het ook went of keert, iedereen vormt zijn eigen betekenis over deze mediaberichten.
Maar hoe geven lezers dan betekenis aan deze verschillende angstaanjagende berichten?
Encoding/Decoding
Stuart Hall maakt in zijn encoding/decoding model (Hall, 2010) een onderscheid tussen 3 verschillende soorten lezingen. In de eerste plaats bestaat er de dominante lezing. Hierbij nemen lezers de lezing en betekenis geheel over van de media. Daarnaast zijn er ook de onderhandelende lezers, welke deels de betekenis van de media opvolgen maar hierin lichte aanpassingen maken. Tenslotte zijn er nog de oppositionele lezers. Zij nemen compleet een andere lezing aan en vormen een geheel andere betekenis dan welke de media willen overbrengen.
Hierbij moeten we in ons achterhoofd houden dat de betekenis (voor een gedeelte) al wordt meegegeven door de media en we deze dus aanpassen/veranderen of hetzelfde houden.
Het vertrouwen in de pers speelt hier dan ook een grote rol bij. Zolang er geen vertrouwen is in de media zullen betekenissen niet zomaar dominant overgenomen worden. Zo blijkt uit een onderzoek van het CBS (2015) dat 31,3% van de ondervraagden de pers vertrouwt. Daarnaast geven ze aan dat hoger opgeleiden meer vertrouwen hebben in de pers dan lager opgeleiden. Ze laten hierbij het soort media buiten beschouwing. In mijn ogen maakt dit dan ook een groot verschil, zo zal ik minder snel iets aannemen op sociale media dan op bijvoorbeeld een overheidswebsite.
Maar wanneer krijgen we dan vertrouwen in de media?
Hier is al jaren enorm veel onderzoek naar verricht. Zo geeft bijvoorbeeld Richard Davidson (in Goleman 2003) aan dat ervaringen ervoor zorgen dat er verschillen in de hersenen tussen mensen zijn. Uit negatieve ervaringen over de media bouw je eerder wantrouwen op tegenover de media. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Lacaboni (2008) dat je spiegelneuronen onbewust het gedrag van anderen kopiëren. Als wij dus van anderen een mediabericht horen kunnen we eerder geneigd zijn om aan te nemen dat deze betekenis klopt.
Zo was vorige week universitair docent Peter Burger te gast bij Pauw. Hij onderzoekt al jaren internethoaxen en gaf in de uitzending verschillende voorbeelden op sociale media over valse verhalen van de aanslagen in Parijs. Zo bleek bijvoorbeeld dat meneer Veerender Jubbal geen terrorist is die een selfie maakt met een koran en een bomvest (zie de afbeelding hiernaast).
De betekenis werd helaas toch door veel mensen overgenomen, waarbij meneer Veerender Jubbal helaas dan ook in een negatief daglicht gezet werd.
Wat ik dus wil benadrukken is dat het belangrijk is zelf goed te kijken of de berichten kloppen. Zo kan je het bericht vergelijken met andere berichten, foto’s intern en extern checken, kijken wie en wanneer het geschreven heeft, of de website geüpdatet is en of het überhaupt realistisch is wat verteld wordt door de media.
Als laatste heb ik ook een vraag voor jullie lezers, vertrouwen jullie de media en zo ja, welke media?
Bibliografie
- CBS. (2015). Sociale Samenhang: wat ons bindt en verdeelt. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
- Goleman, Daniel (2003) Destructieve emoties, een dialoog met de Dalai Lama Contact, Amsterdam
- Hall, S. (2010). Encoding, Decoding 1. Social Theory: Power and identity in the global era, 2, 569-599.
- Iacoboni, Marco (2008) Het Spiegelende Brein, Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam Johns, G. (2006) The essential impact of context on organizational behavior, The Academy of Management Review, vol. 31, n. 3, 396-408