Delen we van Reykjavik tot Moskou en van Narvik tot Malta gezamenlijke – typisch Europese – waarden? De Europese Unie doet alsof, maar straalt vooral verdeeldheid uit. Bovendien zien veel Europese burgers de EU als een neoliberaal, economisch instrument ter meerdere eer en glorie van het internationale bedrijfsleven. Je kunt dit de onttovering van het Europese ideaal noemen. Die unie is immers ooit ook opgezet als vredesproject, maar dit lijkt in de alledaagse EU-praktijk verder weg dan ooit.
Historisch én psychologisch gezien is het continent Europa nooit een geopolitieke en culturele eenheid geweest. Nationale staten maakten de dienst uit. Nationale identiteit kenmerkt zich door symbolen, helden, rituelen en nationale waarden en normen.
Kun je nationale identiteit meten?
Zeg ‘nationale identiteit’ en de naam van de organisatiepsycholoog Geert Hofstede klinkt. Hij formuleerde dimensies van een cultuur om ze met elkaar te vergelijken. Hofstede ontwikkelde zijn cultuurmodel naar aanleiding van onderzoek binnen de multinational IBM in de jaren zestig van de vorige eeuw: een enquête onder 116.000 medewerkers in 64 landen, opgezet als een groot internationaal attitude onderzoek. Dat leverde echter weinig op. Wel bleek het interessante uitkomsten op nationaal niveau te bieden. Reden voor Hofstede om de database te gebruiken voor onderzoek naar culturele verschillen tussen landen.
Culturele dimensies in kaart
Hofstede kwam in zijn model tot zes dimensies:
1. Machtsafstand: Mate van geaccepteerde ongelijkheid en hiërarchie in een samenleving.
2. Individualisme versus collectivisme: De nadruk ligt op het autonome individu of de familie, clan of gemeenschap die de rol van het individu bepaalt.
3. Masculiniteit versus feminiteit: De waarde die men hecht aan traditionele mannelijke en vrouwelijke waarden en kwaliteiten, zoals ambitie en competitiviteit voor mannen en dienstbaarheid en bescheidenheid voor vrouwen.
4. Onzekerheidsvermijding: De waarde die men hecht aan strikte regelgeving, procedures en rituelen; verbonden met angst voor onzekerheid.
5. Lange of korte termijn oriëntatie: De waarde die men hecht aan traditie of juist snel resultaat.
6. Toegevend versus terughoudend: De waarde die men hecht aan genieten van het leven of juist aan strenge normen; ook wel hedonisme versus soberheid.
In onderstaande infographic heb ik de scores op de verschillende dimensies in beeld gebracht:
Cultuur is volgens Hofstede ‘een collectief verschijnsel, in meerdere of mindere mate gedeeld door mensen die leven of leefden in dezelfde sociale omgeving: de plaats waar deze cultuur werd verworven. Cultuur bestaat uit de ongeschreven regels van het sociale spel. Het is de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere.’
Hij benadrukt dat cultuur is aangeleerd en niet is aangeboren; het wordt overgedragen via onze sociale omgeving en niet via onze genen. Belangrijk is ook om cultuur te onderscheiden van de menselijke natuur aan de ene en de individuele persoonlijkheid aan de andere kant.
East is east and west is west?
Het lijkt of de infographic bestaat uit een wirwar van willekeurig gekleurde lijnen: veelkleurige spaghetti in permanente kortsluiting. Kijken we beter, dan zien we op de meeste dimensies clusters van gekleurde lijnen. Die kleuren vertegenwoordigen Europese regio’s:
Als we regio’s als onafhankelijke variabele nemen en de data van Hofstede als afhankelijke, dan zien we significante verschillen op alle dimensies, behalve op ‘oriëntatie op lange en korte termijn.’
Noord- en West-Europa kennen een kleine machtsafstand; in Oost-Europa is deze juist hoog. Hiërarchie en ongelijkheid zijn in Oost-Europa geaccepteerde verschijnselen, in tegenstelling tot in de Scandinavische landen en het westen, waar de nadruk ligt op gelijkheid en verdeling van macht.
Op de tweede dimensie ‘individualisme versus collectivisme’ scoren de West-Europese landen hoog. De nadruk ligt op individualisme. In Oost- en Zuid-Europa ligt de nadruk op collectivistische waarden. Met andere woorden: de nadruk ligt op loyaliteit aan de familie en het gezag (denk ook aan de kerk).
Een sterke tendens tot masculiniteit zien we vooral in de Midden-en West Europese landen (met uitzondering van Nederland). De Noord-Europese landen scoren juist hoger op feminiteit.
De onzekerheidsvermijding is in Oost- en Zuid-Europa hoog. Men duldt minder onorthodox gedrag en hecht aan strenge codes en omgangsvormen om onduidelijke, onzekerheid veroorzakende situaties te vermijden. In Noord- en (in minder mate) West-Europa geldt juist het omgekeerde: hier gaat men makkelijker om met onduidelijke situaties en is men bereid risico’s te nemen.
Op de dimensie toegeeflijkheid versus terughoudendheid (of hedonisme versus soberheid), blijken Oost- en Zuid-Europa vooral terughoudend zijn en is West-Europa toegeeflijk (of meer hedonistisch).
Oorzaak en gevolg?
Hieruit volgen enkele tendensen.
De lage score op machtafstand en masculiniteit van de noordelijke landen zou (voor een deel) te herleiden kunnen zijn tot de lange winters, waarin mensen op elkaar zijn aangewezen en harmonie bewaren van essentieel belang is. Dan heb je weinig aan opgewonden mannetjesputters wier wil wet moet zijn. Ook noemt Hofstede het historische gegeven dat de elite in deze landen veelal bestond uit handelaren en zeelieden. Dit betekende dat de mannen vaak lang van huis waren en de vrouwen een grote zelfstandigheid hadden en verantwoordelijk waren voor het bestuur van de dorpen.
Wat wij de fatalistische ‘Slavische ziel’ noemen is een product van eeuwen onderdrukking en willekeur door machthebbers van tsaren tot Stalin (en tegenwoordig Poetin). Ook de invloed van de orthodoxe kerk speelt waarschijnlijk een rol. Van deze kerk zegt men wel dat het, in tegenstelling tot het dynamischere katholicisme en vooral protestantisme een ‘statisch’ karakter heeft, waardoor men eerder een grotere machtsafstand accepteert, gezag makkelijker aanvaardt en vasthoudt aan tradities.
Dit bevordert natuurlijk ook niet de ontwikkeling van individualisme. Daar komt dit nog bij: individualisme gedijt beter in welvarende omstandigheden, dus de landen in het noorden en westen van Europa. Armoede maakt afhankelijk en noopt mensen eerder tot conformisme aan gemeenschap en familie. Behalve welvaart in Noord- en West-Europa stimuleert ook het protestantisme en vooral de nadruk die dit legt op de eigen verantwoordelijk voor het zielenheil de neiging tot individualisme. Het zal duidelijk zijn dat ook toegevendheid (of hedonisme) alleen kan bestaan bij de gratie van welvaart en dit dus in West-Europa sterker is dan in het oosten en zuiden.
Nationale identiteit is en blijft een optelsom van vele verschillende individuen die een aantal gezamenlijke kenmerken delen. Dat blijkt per land en per regio nogal te verschillen. Als je het optimistisch bekijkt kun je zeggen dat er in ieder geval een mooie uitdaging ligt voor de eurofielen om te proberen die verschillen te overbruggen.
Misschien dat een beetje psychologisch inzicht daarbij kan helpen.
In mijn volgende artikel ga ik na of religie en Hofstedes culturele dimensies invloed op elkaar hebben en of geld daar nog iets aan toevoegt.
© Willem Visser (https://beeldendetaal.wordpress.com/)
Bronnen
1. Hofstede, G., Hofstede G.J. & Minkov, M. (2013) Allemaal andersdenkenden – omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Business Contact.
2. https://geert-hofstede.com/
3. http://www.geerthofstede.nl/dimension-data-matrix