Ik hoor mensen met een verslaving vaak zeggen: “Ja maar, ik heb ook zulke slechte genen, ik kan er niets aan doen.” Hoewel ik me kan voorstellen dat het soms zo voelt, is dat niet het hele verhaal. Misschien ben ik een rasoptimist, maar ik vind het ook een fijne gedachte dat niet altijd puur je biologie, waar je niets aan kunt doen, bepaalt of je in een enorme depressie terechtkomt of last krijgt van de uitingen van een persoonlijkheidsstoornis.

In de afgelopen jaren waarin ik werkzaam was in de verslavingszorg, heb ik bovenstaande ‘reden’ vaak gehoord. Laat het zo zijn dat ik zelf uit een familie kom waarin verslaving niet onbekend is. Echter, niet mijn gehele familie gaat gebukt onder verslavingsproblematiek. En ook niet de helft ervan. Genetische factoren verklaren ongeveer 50% van hoe gevoelig iemand is voor verslaving (Bastiaanse, 2024). Maar die andere helft dan? Oftewel: wat veroorzaakt een verslaving?

Het BPS-model

Het Biopsychosociale (BPS) model werd bedacht door George Engel, een Amerikaanse psychiater, in de jaren 1970. Dit model benadrukt dat gezondheid en ziekte niet alleen het gevolg zijn van biologische factoren. Psychologische en sociale factoren spelen ook een rol. Engel stelde voor om deze drie dimensies te integreren in de benadering van de gezondheidszorg. Dit leidde tot een bredere kijk op de oorzaken en behandelingen van mentale ziekten (Engel, 1977).

Bio = biologie
Wanneer we naar bovenstaande afbeelding van het model kijken, zien we inderdaad het DNA terug. Maar ook je algehele conditie, handicaps of lichamelijke ziekten vallen hieronder. Je temperament overlapt met psychologie, omdat je wel een aanleg kunt hebben voor een bepaald temperament, maar je hierin ook veel ontwikkelingen doormaakt. Denk aan iemand die niet goed heeft geleerd om met emoties om te gaan en altijd gaat schreeuwen. Misschien is dat temperament. Maar wanneer we naar de jeugd kijken, kan het ook sociaal leren geweest zijn, bijvoorbeeld een kopie van moeder (Bandura, 1986). Na goede gesprekken met een psycholoog leert deze persoon om zichzelf uit te spreken en na te gaan wat de onderliggende behoeften zijn. En zo zie je dat we nu ineens spreken over een makkelijkere persoon in de omgang met een ander temperament.

Psycho = Psychologie
Ik gaf het hierboven misschien al een beetje weg, maar dan komen we nu aan bij de factoren waar we in kunnen groeien. Iemand met veel sociale vaardigheden zal goed in staat zijn om over een probleem te praten. Maar dit is te algemeen, want soms kunnen juist sociaal vaardige mensen hun problematiek iets te goed maskeren, waardoor het probleem langer onzichtbaar blijft en ze geen hulp krijgen. Het zelfvertrouwen en je draagkracht zijn belangrijke beschermers, omdat je van binnenuit voelt dat je het aankunt. Deze oerkracht zal ervoor zorgen dat je weet hoe te handelen.

Sociaal
Een van de grote zorgen van ouders zijn niet zomaar foute vriendjes. Kinderen die juist niet uit een gezin komen waar verslaving voorkomt, kunnen het nog steeds ontwikkelen door bijvoorbeeld groepsdruk van risicovolle vrienden (Steinberg & Silverberg, 1986). Het tegenovergestelde bestaat ook; wanneer je opgroeit met vrienden die allemaal een afkeer hebben tegen drank en drugs, werkt dit beschermend. Ook komt de schoolperiode vaak terug in de gesprekken die ik met cliënten heb. Wanneer je een uitdagende schoolperiode hebt gehad, vult dat de ruimte die je anders zou gebruiken om het met één vinger in je neus en een peuk in de mond te halen. Daag jezelf dus uit, in elk stadium van je leven. En behoud positieve doelen.

Lees ook: Is gezond leven een eigen, vrije keuze? Hoe ook de omgeving je gezondheid beïnvloedt.

 

Bronnen:

  • Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
  • Bastiaanse, H. De een wel verslaafd en de ander niet?. Zorg Welz 30, 48–50 (2024). https://doi.org/10.1007/s41185-023-2401-5
  • Engel, G. L. (1977). The need for a new medical model: A challenge for biomedicine. Psychosomatic Medicine, 39(2), 377-388. https://doi.org/10.1097/00006842-197701000-00007
  • Steinberg, L., & Silverberg, S. B. (1986). The role of peer influence on adolescent behavior. Theoretical Perspectives on Adolescent Development, 2, 131-152.
  • van Wijngaarden-Cremers, P., van der Gaag, R. Verslaving als ontwikkelingsstoornis. KIND ADOLESC. 31, 174–187 (2010). https://doi.org/10.1007/s12453-010-0720-8

Geschreven door Amber van den Broek

Amber van den Broek (1993) is in 2017 afgestudeerd als psycholoog. Na haar studie is zij begonnen in de dubbele diagnose verslavingszorg. Sinds de coronaperiode behandelt Amber volledig online in de SGGZ, waarbij zij het liefst holistisch werkt. In oktober 2024 is zij gestart als kernauteur bij Psyblog, en later dit jaar zal haar eerste boek uitkomen. Om met haar kennis een breder publiek te bereiken en om op haar manier mee te strijden tegen de wachtlijsten in de GGZ, heeft zij ook een TikTok-kanaal gestart: LifeofthePsy. Bij ieder artikel zal Amber ook een bijhorend filmpje maken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *